Het aanbrengen van een tractiespalk vereist zorgvuldige aandacht en de juiste techniek. Hier is een algemene richtlijn voor het aanbrengen van een tractiespalk:
Verzamel de benodigde uitrusting: u hebt een tractiespalkset nodig, die meestal het spalkapparaat, de enkelkoppeling, riemen en opvulling bevat.
Beoordeel de patiënt: Bepaal of een tractiespalk geschikt is voor de toestand van de patiënt. Tractiespalken worden vaak gebruikt voor middenschachtfracturen van het dijbeen.
Bereid de patiënt voor: plaats de patiënt comfortabel op een vlakke ondergrond en zorg ervoor dat deze voldoende wordt blootgesteld voor het aanbrengen van de spalk. Ontbloot het aangedane been volledig.
Bereid de spalk voor: Monteer de tractiespalk volgens de instructies van de fabrikant. Zorg ervoor dat alle componenten correct zijn aangesloten en in goede staat verkeren.
Handmatige tractie toepassen: Ga aan het voeteneinde van het aangedane been staan en pak de voet stevig vast. Pas zachte, gestage tractie toe in lijn met de lange as van het been, met als doel de gebroken botuiteinden op één lijn te brengen en pijn te verminderen.
Enkelkoppeling aanbrengen: Bevestig de enkelkoppeling of voetbandage die bij de tractiespalkset is geleverd. Deze koppeling voorkomt dat de trekkracht van de voet wegglijdt tijdens het aanbrengen van de spalk. Zorg ervoor dat het goed aansluit, maar niet te strak om de bloedsomloop niet in gevaar te brengen.
Plaats de spalk: Schuif het spalkapparaat onder het aangedane been en lijn het uit met de binnenkant van de dij en de buitenkant van de kuit. De spalk moet van de lies van de patiënt tot voorbij de voet lopen.
Zet de spalk vast: Gebruik de banden die bij de tractiespalk zijn geleverd om deze op zijn plaats te houden. Begin met het vastmaken van de bovenste riem bij de liesstreek, zorg ervoor dat deze strak maar niet te strak zit. Werk naar beneden en maak de resterende banden langs de lengte van de spalk vast.
Pas tractie toe: Activeer het tractiemechanisme op de spalk volgens de instructies van de fabrikant. Dit kan het aandraaien van een ratelsysteem inhouden of het gebruik van een kruk om geleidelijk de gewenste hoeveelheid trekkracht uit te oefenen. Controleer de patiënt tijdens dit proces op tekenen van overmatige pijn of ongemak.
Controleer de circulatie en sensatie: Beoordeel regelmatig de distale polsslag, capillaire vulling en sensorische functie van de patiënt. Zorg ervoor dat de tractiespalk de bloedsomloop niet belemmert of extra schade veroorzaakt. Pas de spalk indien nodig aan om eventuele drukpunten te ontlasten.
Immobiliseer het been: Zodra de tractie correct is toegepast, immobiliseert u het been door aanvullende stabilisatiemethoden te gebruiken, zoals een vacuümmatras, kussens of opgerolde dekens aan weerszijden van de spalk.
Bewaak de patiënt: bewaak continu de vitale functies, pijnniveaus en de toestand van het aangedane been van de patiënt. Maak de nodige aanpassingen aan de spalk als ongemak of veranderingen in de bloedsomloop optreden.
Onthoud dat deze stappen als algemene richtlijn dienen en dat het van cruciaal belang is om de specifieke instructies van de fabrikant van de tractiespalk die u gebruikt te volgen. Daarnaast wordt aanbevolen om een goede opleiding en certificering in spalktechnieken te volgen bij een erkende zorginstelling.